Modelleertips

Algemeen

Een goed model in Sirio 2.0 start met een duidelijke vertaling van het rioleringsontwerp naar een aaneenschakeling van reservoirs. Elk reservoir stelt een hydraulisch compartiment voor (bv. bufferbekken, leiding, of straatkolkzone) met eigen kenmerken zoals overstort, doorvoer en infiltratie.
Sirio is niet bedoeld voor het modelleren van 'pure transportleidingen'.
Vereenvoudiging is essentieel: Sirio is ontworpen voor snelle simulaties op lange termijn. Overmatige detaillering vertraagt de berekening zonder merkbare winst aan nauwkeurigheid.

Structuur van het model

  • Beperk het aantal reservoirs.Meer dan ~40 reservoirs kan de simulaties merkbaar vertragen. Groepeer vergelijkbare delen in één reservoir. Zie ook de richtlijnen in  Reservoir grenzen .
  • Gebruik logische naamgeving.Geef reservoirs herkenbare namen (bv. “Buffer Zuid – R3”) om analyse en foutopsporing te vereenvoudigen.
  • Kies correcte verbindingen.Definieer duidelijk waar overstorten en doorvoeren plaatsvinden. Een overstort is altijd één per reservoir; doorvoeren kunnen meerdere zijn.
  • Controleer de richting van de stroming.Gebruik de optie ‘extern’ enkel voor afvoer naar buiten het model (bv. beek of RWZI).

Percelen en groendaken

  • Gebruik de percelenmodule voor herhalende kavels. Zo hoef je parameters zoals dakoppervlakte, hemelwaterput of infiltratievoorziening slechts één keer te definiëren.
  • Controleer of de gekozen GSV-versie (2016 of 2023) overeenstemt met de vergunningscontext.
  • Laat Sirio automatisch de GSV-afmetingen berekenen met de knop 'Maak afmetingen conform GSV-regelgeving', dit voorkomt invoerfouten.

Dimensies van reservoirs

  • Kies een passende geometrie-optie (rechthoek, leiding, peil-volume of peil-oppervlakte) in functie van de beschikbare data.
  • Gebruik 'Peilen vs. Volumes' voor complexe vormen of wanneer data uit andere modellen (InfoWorks, SWMM) komt.
  • Controleer altijd de berging-hoogterelatie via de grafiek.
  • Als enkel debieten belangrijk zijn en geen waterstanden, laat de geometrie-optie uit om de simulatie te versnellen.

Afwatering en toevoer

  • Gebruik realistische runoff-coëfficiënten: typisch 0.8 voor verharde oppervlakken, 0.2–0.4 voor onverharde zones.
  • Definieer een concentratietijd per afwaterend oppervlak. Te lage waarden geven piekdebieten die onrealistisch hoog zijn.→ Richtlijn: 10–30 minuten voor kleine stedelijke gebieden.
  • Controleer dat oppervlakken van percelen niet dubbel geteld worden bij reservoirs.

Doorvoeren en overstorten

  • Doorvoer: kies het juiste type:
  • 'Vullingsgraad-afhankelijk' voor eenvoudige knijpopeningen;
  • 'Stroming door opening' voor fysisch correcte simulatie met peilen;
  • 'Pompen' voor mechanische afvoer.
  • Overstort: geef altijd de breedte in als waterhoogte wordt gesimuleerd.Zo kan Sirio verdronken overstort correct berekenen.
  • Activeer de optie 'terugslagklep' waar terugstroming ongewenst is.

Infiltratie en drainage

  • Gebruik gemeten infiltratiecapaciteiten (K) waar mogelijk. Standaardwaarden zijn enkel indicatief.
  • Definieer veiligheidsfactoren (SF) afzonderlijk voor bodem en wanden.→ Een hogere SF vermindert het berekende infiltratiedebiet.
  • Controleer bij infiltratie via wanden dat het wandoppervlak correct berekend wordt (afhankelijk van geometrie).
  • Wanneer grondwater wordt ingerekend, geef het bodempeil en grondwaterpeil correct op voor realistische drainage.

Simulatietips

  • Houd tijdstap en resolutie consistent met de gebruikte neerslagreeks (10 minuten standaard).
  • Gebruik 'oppervlakteberging' enkel waar fysisch relevant (bv. verhardingen met drempels).
  • Test modelstabiliteit met korte simulaties vooraleer de volledige 100-jarige reeks uit te voeren.

Controle & foutopsporing

  • Let op oranje waarschuwingen in de interface, deze wijzen op ontbrekende of onlogische parameters.
  • Een simulatie start pas wanneer alle reservoirs groen gemarkeerd zijn.
  • Gebruik het tabblad 'Overzicht' om alle oppervlaktes, volumes en koppelingen na te kijken.

Analyse en interpretatie

  • Vergelijk piekdebieten en volumes per overstort in de POT-analyse.
  • Gebruik de waterbalans om te verifiëren dat massabalans sluitend is.
  • Let bij hergebruik op het evenwicht tussen waterbeschikbaarheid en verbruiksprofiel.